Schil de aardappelen en kook ze gaar in gezouten water. Giet ze af en laat het restje kookvocht verdampen op een zacht vuur. De gekookte aardappelen moeten zo droog mogelijk zijn. Roer voldoende zodat ze niet aanbranden.
Pureer de aardappelen met een passe-vite of stamp ze tot een fijne puree zonder stukjes. Breek het ei en roer alleen de dooier door de puree. Proef en voeg naar smaak geraspte nootmuskaat en zout toe. Laat de aardappelpuree goed afkoelen.
Bepoeder het schaaltje van de krokettenpers met een beetje bloem. Zet een grote schaal klaar met wat bloem op de bodem. Vul de krokettenpers met een portie koude puree en pers die tot enkele lange cilinders.
Snij de kroketten op maat met een scherp mes (5 tot 6 centimeter per kroket).
Verzamel de ‘blote’ kroketten in de schaal met bloem.
Schud met de schaal en zorg ervoor dat alle kroketten een dun jasje bloem krijgen.
Zet nog twee extra schaaltjes klaar. Vul er één met een royale hoeveelheid paneermeel. In de andere schaal doe je het eiwit van de eieren. Kruid dat met een snuifje zout en een beetje peper van de molen. Klop de eiwitten even los met een vork.
Rol de bebloemde kroketten (in kleine aantallen) door het eiwit. Zorg ervoor dat het volledige oppervlak van elke kroket een laagje eiwit krijgt.
Rol de kroketten vervolgens door het paneermeel. Let erop dat er overal een laag van de kruimels rond kleeft.
Verzamel de gepaneerde kroketten op een aparte schaal.
Verhit het frietvet (arachideolie) tot 180 °C
Bak de kroketten lichtgoudbruin in verschillende beurten. Een teveel aan kroketten in het mandje van de friteuse verhoogt de kans op openbarsten.